De zeven Westfriese gemeenten hebben gezamenlijk een brief gestuurd naar het ministerie van Justitie om hun zorgen te uiten over de opgelegde taak om dit jaar dubbel zoveel vluchtelingen met een verblijfsvergunning te huisvesten.
‘Een aantal gemeenten zal mogelijk nieuwe ongewenste achterstanden gaan oplopen’, schrijven wethouders Rosalien van Dolder (Koggenland), Erik Struijlaart (Enkhuizen) en Marjon van der Ven (Hoorn).
De brief is verstuurd naar het Directoraat-Generaal Migratie; de ambtelijke dienst van Justitie die over dit soort zaken gaat. De regio wil overleg met de dienst en de provincie Noord-Holland over de verdubbeling van het aantal te huisvesten vergunninghouders ten opzichte van afgelopen jaar.
Hoorn, dat in heel 2020 48 vergunninghouders heeft gehuisvest, moet in de eerste helft van dit jaar 57 statushouders onderdak geven. Medemblik moet dit eerste half jaar 35 vergunninghouders huisvesten (31 gehuisvest in heel 2020). Voor de andere gemeenten gelden de volgende aantallen: Drechterland 16 eerste helft 2021 (22 gehuisvest in heel 2020), Stede Broec 17 eerste helft 2021 (15 in 2020), Enkhuizen 15 eerste helft 2021 (17 in 2020), Koggenland 18 eerste helft 2021 (11 in 2020), en Opmeer 10 eerste helft 2021 (12 in 2020).
Reguliere woningbouw
De nieuwe taakstelling doorkruist volgens de gemeenten de afspraken die zij met de provincie Noord-Holland hebben gemaakt voor uitbreiding van de reguliere woningbouw. Bovendien, zo schrijven de wethouders in hun brief, heeft deze regio ook een opgave om opvang te regelen voor bijzondere doelgroepen als dak- en thuislozen en buitenlandse werknemers.
‘Ook kent West-Friesland een urgentie-, spoedzoekers en uitstroomregeling (uit maatschappelijke opvang, beschermd wonen en intramurale jeugd) en een regeling voor ex-gedetineerden. Hier bovenop komt de urgentie om op korte termijn extra huisvesting voor vergunninghouders te realiseren. De combinatie van deze regelingen en de verhoogde taakstelling baart ons zorgen’, aldus de drie wethouders. ‘Een aantal gemeenten zal mogelijk nieuwe ongewenste achterstanden gaan oplopen’.
(Tekst gaat verder onder foto)
Op de vraag van deze krant wat er gebeurt als gemeenten hun opgelegde taken niet halen, komt niet het ministerie maar de provincie in actie. ‘De provincie is verantwoordelijk voor het toezicht op de huisvesting van vergunninghouders door gemeenten’, laat woordvoerder Elise Stumpel van het ministerie van justitie weten. ‘Wanneer de taakstelling niet wordt gehaald wordt gebruik gemaakt van een zogenoemde interventieladder, waarbij in zes stappen tot indeplaatsstelling gekomen kan worden. Indeplaatsstelling is het op kosten van de gemeente huisvesten van vergunninghouders.’ Met andere woorden: de gemeenten betalen hoe dan ook de rekening van de huisvesting.
Permanent huisvesten
West-Friesland vraagt in de brief ook om samen met het ministerie de mogelijkheden van ‘goede permanente huisvesting’ te onderzoeken. De gemeenten hebben immers slechte ervaringen met het delen van woningen door vergunninghouders en hun verblijf in tijdelijke woningen. ‘Het samenwonen levert veel praktische problemen op en kost de maatschappelijk begeleiders zeer veel inspanningen. Het verblijven in tijdelijke woningen levert stress en hogere kosten door een extra verhuisbeweging op’.
Welke mogelijkheden Justitie ziet voor permanente huisvesting van de vergunninghouders in deze regio? Ook voor beantwoording van deze vraag verwijst Justitie naar een andere partij: ‘Het vraagstuk van permanente huisvesting voor vergunninghouders valt onder het beleidsdomein van het Directoraat-Generaal Bestuur, Ruimte en Wonen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.’
Bron: NHD